PERE LACHAISE
Père Lachaise is de grootste begraafplaats van Parijs en deze dodenakker is met zijn 3 miljoen bezoekers per jaar ook de meest bezochte ter wereld, omdat er zoveel beroemdheden begraven liggen.
Tot en met het jaar 1800 werden de overledenen nog op kerkhoven in het centrum van Parijs begraven. Vanuit mijn hotelkamer in het centrum van Parijs had ik trouwens een zicht op één van die kerkhoven. Daarop ligt o.a. Dalida begraven. Hoewel zij ooit model stond voor de 'Marianne' en dus niet enkel als zangeres een beroemdheid was, kon ze niet op Père Lachaise begraven worden omdat er geen plaats meer ter beschikking was.
In 1801 werd overeengekomen dat nieuwe begraafplaatsen buiten de stadsmuren dienden voorzien te worden. De huidige begraafplaats Père Lachaise was oorspronkelijk een landgoed. Daarop werd in 1430 een buitenhuis gebouwd en in de 17e eeuw maakten de jezuïeten daarvan een rusthuis. De bekendste bewoner was pater François d’Aix de la Chaise, de biechtvader van Louis XIV. In 1762 verkochten de jezuïeten het landgoed om hun schulden af te betalen.
In 1801 richtte stadsarchitect Alexandre-Théodore Brongniart het 18 ha groot terrein als een Engelse tuin in. De begraafplaats werd echter niet meteen een succes: voorname mensen zagen het niet zitten zich buiten de stadsmuren in een arme buurt te laten begraven. Maar voor alles is een oplossing. Om de begraafplaats meer prestige te geven werden in 1817 de resten van enkele beroemdheden opgegraven en naar Père Lachaise overgebracht. Vanaf dan was de reputatie van de begraafplaats verzekerd en de gegoede burgerij van Parijs liet grafmonumenten op het terrein bouwen. De begraafplaats werd niet minder dan 5 keer vergroot en bereikte in 1850 zijn huidige oppervlakte van 43,93 ha.
Het kerkhof telt nu 69 000 grafzerken. Er staan niet minder dan 5 300 bomen. Sinds de jaren 50 is het terrein helemaal vol. 30 000 grafmonumenten hebben de status van historisch monument.
Een verboden liefde
Bij het binnenkomen van Père Lachaise hielden we halt bij de graftombe van Abélard en Héloise en luisterden naar Maria (Bettens) die ons één van de beroemdste romances in de Parijse geschiedenis vertelde.
“Het liefdesverhaal van Abélard en Héloise is zo mogelijk nog straffer dan dat van Romeo en Julia,” aldus Maria.“ Ze leefden in de 12e eeuw in Parijs en zijn door hun prachtige liefdesbrieven beroemd geworden.”
“De theoloog Pierre Abélard was van rijke afkomst. Op een dag liet hij heel zijn rijkdom achter en trok hij naar Parijs. Kanunnik Fulbert bood hem in zijn huis onderdak in ruil voor onderricht aan zijn 17-jarige nichtje Héloise. Ondanks een leeftijdsverschil van 20 jaar ontvlamde tijdens die lessen een hartstochtelijke relatie. Kanunnik Fulbert ontdekte ze en gebood de tortelduifjes hun liefde te staken. Maar ja, de liefde bleek te groot. En van zo een grote liefde kwam een zwangerschap en toen Héloise van een zoon beviel, besloot het koppel te trouwen. Hoewel ze alle moeite deden om hun huwelijk geheim te houden, kwam de kanunnik er toch achter. Die schoot in een Franse colère en huurde bandieten in om Abélard te castreren. Die verhuisde naar het benedictijnenklooster Sint-Denis, ten noorden van Parijs. Héloise volgde het voorbeeld van haar geliefde en legde in 1119 de geloften af in het benedictijnerklooster van Argenteuil. Ze werd er priores en in 1136 werd ze zelfs abdis van Le Paraclet, het klooster in de Champagne-regio, dat door Abélard werd gesticht.”